1. geweld, gewelddadigheid, geweldpleging, gewelddaad;
2. geweldigheid, hevigheid; heftigheid; do violence to, geweld aandoen; use violence against (to, towards), geweld aandoen, zich vergrijpen aan; by violence, met, door geweld; die by violence, een gewelddadige dood sterven; robbery with violence diefstal met geweldpleging.