I. hoogst, allerhoogst, opper(st); oppermachtig; the Supreme Court (of Judicature), het Hooggerechtshof; supreme head, opperhoofd [van de Kerk]; at the supreme hour (moment), op het laatste ogenblik; be supreme, oppermachtig zijn; rule (reign) supreme, oppermachtig zijn;
II. the Supreme, de Allerhoogste