I. 1. onderworpen; subject to, onderworpen aan; onderhevig aan, vatbaar voor; last hebbend van [duizelingen]; afhankelijk van; subject to the approval of..., behoudens de goedkeuring van...; subject to such
conditions as..., onder zodanige voorwaarden als...;
II. onderdaan; persoon, individu; cadaver [voor de snijkamer]; subject; onderwerp; (leer)vak; thema; voorwerp [van studie]; aanleiding, motief; a subject for..., een voorwerp van...; on the subject of..., ook: in zake..., over...
II. subject onderwerpen, blootstellen (aan to).