stiff

betekenis & definitie

stijf, stevig, strak, stram, stroef, onbuigzaam, stug; verstijfd; fig moeilijk [v. examens]; streng [v. wet]; taai, hevig [v. tegenstand]; vast [v. markt]; stiff and stark, stijf en strak; that’s a bit stiff, dat is (toch) een beetje kras; a stiff price, een flinke prijs; the place is stiff with them, de stad is er van vergeven.