I. 1. steil; fig hoog [van prijs]; kras, ongelofelijk; 2. steilte, helling;
II. 1. (onder)dompelen, indopen; (laten) weken; laten doortrekken, laten doordringen (van in), drenken; steeped in, ook: gedompeld in [slaap, ellende]; doorkneed in [het Grieks]; 2. weken; 3. 't weken; bad, loog; in steep, in de week.