I. grote ogen opzetten, staren; stare at (upon), aanstaren;
II. stare down, (door aankijken) de ogen doen neerslaan; stare one in the face, iemand aanstaren, aangrijnzen; it's staring you in the face, 1. 't ligt voor je neus; 2. ’t is zo duidelijk als wat;
III. starre blik.