Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

stall

betekenis & definitie

I. stal; kraam, stalletje; afdeling [in restaurant]; box; koorstoel; stallesplaats; overtrokken vlucht, ’t afglijden;

II. stallen; vastzetten, doen vastlopen; overtrekken, laten afglijden || van zich afschuiven, afschepen (ook: stall off);

III. vastzitten, blijven steken [in modder], vastlopen; in overtrokken toestand geraken, afglijden || Am weifelen, dralen, (er om heen) draaien.

< >