I. 1. oudbakken, verschaald, muf, oud [ook = verjaard], afgezaagd [aardigheden]; „op", overwerkt; 2. doen verschalen, zijn kracht doen verliezen, doen verflauwen [belangstelling]; 3. verschalen, zijn kracht verliezen, verflauwen, uitgeput raken.
II. 1. urine [v. paard]; 2. urineren.