I. 1. (be)vlekken; bezoedelen, onteren; 2. (bont) kleuren, (be)drukken, beitsen; verven, (be)schilderen, branden [glas]; stained glass (windows), gebrandschilderde ramen;
II. vlekken, smetten, afgeven;
III. 1. vlek, smet, schandvlek, schande; 2. verf(stof), beits.