Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

sitting

betekenis & definitie

I. zittend, zitting hebbend; in bezit zijnde [v. huurhuis];

II. 1. zitting, séance; 2. terechtzitting, zittijd; 3. vaste zitplaats; 4. broedtijd; broedsel) eieren; give one a sitting, voor iemand poseren; at one sitting, at a sitting, in eens, achter elkaar.

< >