I. terugnemen, intrekken, terugtrekken; ontslaan; pensionneren;
II. (zich) terugtrekken; (terug)wijken; zich verwijderen; zijn ontslag nemen, aftreden; uit de zaken gaan, stil gaan leven; de eetkamer verlaten (om naar ’t salon te gaan); retire (to bed, to rest, for the night), zich ter ruste begeven; retire into oneself, 1. teruggetrokken zijn of leven; 2. tot zich zelf inkeren; retire on a pension, zijn pensioen nemen;
III. sein tot de aftocht.