I. loslaten, vrijlaten, vrijmaken, vrijgeven; verlossen, bevrijden; los maken; voor 't eerst vertonen [film]; overdragen [recht, schuld]; naar huis zenden; release from, ontslaan van of uit, ontheffen van;
II. bevrijding, vrijlating, ontslag; ontheffing; eerste vertoning [v. film]; overdracht; uitlaat; ontspanner.