I. (aan-, vast)grijpen, beetpakken, (om)vatten, begrijpen; omklemmen, vasthouden; grasp the nettle, de koe bij de horens vatten;
II. grasp at, grijpen naar;
III. greep, bereik; macht; houvast; het volledig beheersen of omvatten van een onderwerp; bevatting(svermoged).