I. tuig, gareel; uitrusting, goed; tuigage; takelage, gerei; toestel, inrichting, overbrenging, drijfwerk; versnelling; onderstel; in gear, gekoppeld; out of gear, afgekoppeld; fig ontredderd; in de war;
II. (op)tuigen; van overbrenging (versnelling) voorzien; koppelen; inschakelen; instellen (op to); uitrusten;
III. grijpen (in into).