I. gisting, ergernis || (uitgezaagde) lijst, (Griekse) rand || greeptoets
II. knagen, in-, wegvreten; aantasten; prikkelen, irriteren, ergeren; doen rimpelen || uitsnijden, uitzagen, randen; schakeren; fret away (out) one’s life, fret oneself to death, zich doodkniezen;
III. om zich heen vreten; afslijten; kabbelen; zich ergeren, kniezen; fret and fume, zich opwinden.