I. vader;
II. pater; Father Christmas, 't Kerstmannetje; the Fathers (of the Church), de Kerkvaders; fathers of the city, city fathers, vroede vaderen; father of the House, Nestor v. d. Kamer;
III. vader zijn van, een vader zijn voor; (als kind) aannemen; zich de maker, schrijver & van iets verklaren; father (up)on, toeschrijven aan, in de schoenen schuiven.