I. klaarblijkelijkheid; getuigenis; bewijsmiddel, -materiaal, bewijs; getuige(n); King’s (Queen’s) evidence, kroongetuige; bear (give) evidence, getuigenis afleggen; getuigen, blijk geven (van of); be in evidence, de aandacht trekken; call in evidence, als getuige oproepen;
II. bewijzen, (aan)tonen; getuigen van.