Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

dip

betekenis & definitie

I. (in)dopen, (in)dompelen; (uit)scheppen; verven; neerlaten; laten hellen; dip one’s flag (to), salueren [een schip];

II. duiken, dalen, (af)hellen; doorslaan [v. balans]; dip into, duiken in; zich verdiepen in; in-, dóórkijken; aanspreken [voorraad] dip into one's purse, fig in de zak tasten;

III. indoping; onderdompeling; bad; het duiken; (kim)duiking, (af)helling; vetkaars; dip of the horizon, kimduiking; dip of the needle, inclinatie van de magneetnaald; have a dip into a book, hier en daar (even) inkijken.

< >