I. dof, schemerig, donker, duister; vaag; flauw; zwak, onduidelijk;
II. dof worden; beslaan [glas]; verflauwen; tanen;
III. dof maken, verduisteren, benevelen; ontluisteren; „dimmen”, temperen [’t licht].
Gepubliceerd op 28-02-2022
betekenis & definitie
I. dof, schemerig, donker, duister; vaag; flauw; zwak, onduidelijk;
II. dof worden; beslaan [glas]; verflauwen; tanen;
III. dof maken, verduisteren, benevelen; ontluisteren; „dimmen”, temperen [’t licht].
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: