stopnaald.
dart
I schicht, pijl, werpspies; sprong, worp; darts, vogelpik ;
II schieten, werpen;
III in: dart at, af-, aanvliegen op; dart away, wegschieten; dart of naar binnen stormen (vliegen); — on, losstormen op; dart out, naar buiten stormen, snellen; dart up, opvliegen.