I krop; gewas, oogst (ook: crops); aantal, menigte, hoop; kortgeknipt haar; knipsel, het knippen; steel [van zweep]; jachtzweep; in (ander) crop, bebouwd;
II plukken, oogsten; afknippen; kortstaarten, (de oren) afsnijden; afknabbelen, afvreten; bebouwen;
III opleveren; crop out, aan het licht komen; crop up opduiken, zich op, voordoen, er tussen komen.