Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Cast

betekenis & definitie

I werpen; neerwerpen, uitwerpen, afwerpen; afdanken; uitbrengen; veroordelen; gieten; cast accounts, de rekening(en) opmaken; cast a horoscope, een horoscoop trekken; cast lots, loten; be cast for Hamlet, de rol van H. (toegewezen) krijgen;

II wenden; kromtrekken; cast about, wenden; about /or...,'zoeken naar (een middel om...); cast away, wegwerpen; verkwisten; be cast away, verongelukken; cast back, terugwerpen; cast down, nederwerpen; terneerslaan; neerslaan; cast in one’s lot with, het lot delen (willen) van, zich aan de zijde scharen van; cast of, afwerpen; verstoten; loslaten; afhechten, losgooien; cast oneself on, zich overgeven aan; een beroep doen op; cast out, uitwerpen, uitdrijven, verjagen; cast up, opwerpen, opslaan; optellen;

III worp, gooi, het (uit)werpen; hengelplaats; bezetting, rolverdeling, spelers; (giet)vorm, afgietsel, (pleister)model; type, soort, aard; tint(je), tikje; have a cast in one’s eye, loensen; the paper has

a bluish cast, zweemt naar het blauw;

IVV.T. en V.D. v. cast;

V gegoten, giet-; cast shadow, slagschaduw; zie ook: cast-iron.

< >