I been, bot; graat; balein; bones, gebeente, beenderen, knoken; dobbelstenen; castagnetten; bone of contention, twistappel, make no bones about (of)..., 1 geen been in iets vinden; 2 het niet onder stoelen of banken steken; I’ve a bone to pick with you, ik heb een appeltje met u te schillen; what is
bred in the bone will not come out of the flesh, een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken; on the bone, tot in het gebeente, in merg en been, dóór en dóór;
II benen;
III uitbenen; ontgraten.