Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Bone

betekenis & definitie

I been, bot; graat; balein; bones, gebeente, beenderen, knoken; dobbelstenen; castagnetten; bone of contention, twistappel, make no bones about (of)..., 1 geen been in iets vinden; 2 het niet onder stoelen of banken steken; I’ve a bone to pick with you, ik heb een appeltje met u te schillen; what is

bred in the bone will not come out of the flesh, een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken; on the bone, tot in het gebeente, in merg en been, dóór en dóór;

II benen;

III uitbenen; ontgraten.

< >