I vlam; (vuur)gloed, brand: schel licht || bles; merk; in a blaze, in lichterlaaie; like blazes, als de bliksem;
II vlammen, (op)laaien, fel branden; gloeien, flikkeren, stralen; schitteren, lichten; blaze away, (er op los) paffen, schieten; blaze away at, hard werken aan; blaze out (up), uitslaan, oplaaien; opstuiven;
III merken; fig banen, blaze (abroad), ruchtbaar maken; blaze forth, rond-, uitbazuinen.