I balk; rug tussen twee voren; akkerrand; streep, belemmering, hindernis, teleurstelling;
II teleurstellen; hinderen, de pas afsnijden; verijdelen; ontwijken; voorbij laten gaan; balk one of it, het
hem onthouden, ontnemen;
III weigeren; plotseling blijven steken; terugdeinzen (voor at).