I handelen, (iets) doen, te werk gaan, optreden, (in)werken; acteren; act (up)on a suggestion, een raad opvolgen; act up to a principle, overeenkomstig een beginsel handelen;
II opvoeren, spelen (voor);
III daad, handeling, bedrijf; „nummer" wet; akte; the act of God, hemels geweld, ramp (en) van hogerhand; act of oblivion, amnestie; be in the act of, in act to,
1 op het punt zijn om...;
2 (juist) aan het... zijn; taken in the (very) act, op heter daad betrapt.