Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

ZEEUWS-VLAANDEREN

betekenis & definitie

(gebruikelijke spelling; in officiële stukken echter Zeeuwsch-Vlaanderen). Zuidelijk deel van de provincie, in het noorden begrensd door de Westerschelde, in het oosten, zuiden en zuid-westen door België, in het noordwesten door de Wielingen.

Het spraakgebruik deelt het gebied in drie zones: West Zeeuws-Vlaanderen, de Kanaalzone (langs het → Kanaal van Gent naar Terneuzen) en Oost ZeeuwsVlaanderen. Oppervlakte: 87.715 ha, waarvan 14.667 ha water. Bevolking (1982) 108.716, waarvan 54.385 vrouwen en 54.331 mannen. Tot 1980 liet de bevolking een vrij constante groei zien van gemiddeld 600 personen per jaar, in 1981 daalde dit getal plotseling tot 14. De bevolkingsdichtheid per km2 is in Oost Zeeuws-Vlaanderen ongeveer twee keer zo groot als in West. Vooral de snelle expansie van Terneuzen heeft daartoe bijgedragen.Na de gemeentelijke herindeling van april 1970 bleven er van de oorspronkelijk 30 gemeenten slechts 8 over: → Oostburg, → Sluis en → Aardenburg in West Zeeuws-Vlaanderen, → Terneuzen, → Axel en → Sas van Gent in de Kanaalzone en → Hontenisse en → Hulst in Oost Zeeuws-Vlaanderen. Het gebied is overwegend agrarisch van structuur, omdat de bodem is bedekt met vruchtbare zeeklei. De historie (zie hieronder) heeft gewild dat dit voormalige eilandenrijk werd opgebouwd uit ongeveer 300 merendeels kleinere polders. Als geen stormvloeden het land onder water zetten, waren het wel oorlogshandelingen, die met het doorsteken van de moeizaam opgeworpen dijken het water toelieten; steeds opnieuw echtertoogmenaanhetwerkommet behulp van dijken water in land te veranderen. Het landschap draagt er duidelijk de sporen van. Niet alleen door de vaak nog aanwezige dijken, ook door de tot fraaie natuurgebieden getransformeerde restgeulen en na inundaties overgebleven kreken.

Staatsbosbeheer heeft een aantal van deze kreekgebieden in beheer, o.a. Het Blikken Weitje bij Hoek, de Grote Putting bij Vogelwaarde, het Koegat, eveneens bij Vogelwaarde, de Canisvlietse Kreek bij Westdorpe en de Vlaamse Kreek bij Clinge. De Stichting ‘Het Zeeuwse Landschap’ zorgt voor de reservaten in de Verdronken Zwarte Polder bij Nieuwvliet, het Nederlandse deel van het Zwin en voor het 36 ha grote krekenstelsel Het Grote Gat bij Oostburg. Van het internationaal beroemde Verdronken Land van Saaftinge heeft de Stichting 2500 ha in beheer. Wie oplet weet ook in het landschap op tal van plaatsen de restanten of de contouren te herkennen van de vele forten, schansen, batterijen en liniedijken, die herinneren aan de vele malen dat dit gebied in oorlogshandelingen was betrokken. De mooiste vesting is Hulst, dat nog gaaf binnen zijn beplante wallen ligt (→ fortificaties).

WO II heeft vooral West Zeeuws-Vlaanderen zwaar geteisterd. Zorgvuldig restaureren heeft niet kunnen voorkomen dat veel ouds onherroepelijk verloren is gegaan. Oostburg werd een nieuwe stad, diverse dorpen ook. Wat er nog rest is zoveel mogelijk vermeld onder de betrokken plaatsnamen.

Niet heel Zeeuws-Vlaanderen bestaat uit bouwland. Bos heeft er door de vele inundaties nooit een flinke kans gehad, al moet er vroeger meer geweest zijn dan nu. De Reinaard spreekt van de bossen bij Hulsterloo en bij graafwerkzaamheden ten behoeve van het Kanaal van Gent naar Terneuzen kwam er bij Terneuzen zowel in 1902 als in 1961 een ‘fossiel’ bos aan het licht, waarvan de dennen-, eiken-, berken- en taxusstammen moeten dateren uit 2500-2000 jaar v. Chr. Jaarringen wezen uit dat sommige bomen 200 jaar oud waren. Zichtbaar is het Tonio-bosje bij St.Kruis op pleistoceen dekzand (reservaat), restant van een veel groter eiken-berkenbos dat eens het Hoogland van St.-Kruis bedekte.

Zichtbaar zijn ook de beplantingen van vele dijken, bijv. de mooie binnendijk bij Draaibrug (beschermd). Het merendeel van de bosschages is echter na de oorlog door Staatsbosbeheer aangeplant (Braakman, Clinge). Duinen liggen er tussen Cadzand en Breskens, een smalle uitloper van de duinen aan de Belgische kust. Imposant is het niet, maar voldoende om een strandrecreatie tot ontwikkeling te brengen, die aan Cadzand-Bad het leven schonk. Interessant is het kleine (0,3 ha) staatsreservaat bij de Kauter (Nieuw-Namen) waar een zandlaag uit het Boven Plioceen bovenkomt.

De industriële bedrijvigheid concentreert zich vooral langs het kanaal van Gent naar Terneuzen (→ Kanaalzone). Terneuzen heeft daarbij in de na-oorlogse jaren de belangrijkste ontwikkeling doorgemaakt; Sluiskil, Axel en Sas van Gent hebben elk op eigen wijze de aanwezigheid van het Kanaal tot hun voordeel aangewend. Nijverheidsconcentraties zijn er voorts bij Breskens, Hulst en Kloosterzande. Industriële bedrijvigheid is gebaat bij goede verbindingen. Deze zijn voor Zeeuws-Vlaanderen bepaald niet optimaal. De positie lijkt voorlopig niet te zullen verbeteren.

Na jaren aan het lijntje te zijn gehouden door ‘Den Haag’ kreeg de provincie in 1983 te horen dat het Rijk niet bereid was bij te dragen in de kosten van een Vaste Oeververbinding. Bovendien stelde het een limiet aan zijn bijdrage in de tekorten van de veerdiensten. De vele problemen die de abrupte beslissing van het Rijk heeft opgeroepen, zijn nog niet opgelost. Zeeuws-Vlaanderen blijft ’s nachts alleen via België bereikbaar. De tarieven van de veerdiensten Breskens-Vlissingen en PerkpolderKruiningen kunnen een extra barrière gaan vormen. De afdamming van de → Braakman heeft de interne verbindingen echter sterk verbeterd.

Zeeuws-Vlaanderen is een grensgebied. Het duidelijkst blijkt dit uit de diverse douaneposten, die bij de grensovergangen zijn ingericht. De voornaamste zijn die te Sluis, Eede en Veldzicht (IJzendijke) voor West ZeeuwsVlaanderen en die te Philippine, Sas van Gent, Overslag, Koewacht, Kapellebrug, Clinge en Nieuw Namen in Oost ZeeuwsVlaanderen. Door afspraken in Beneluxverband beperken de formaliteiten zich tot een minimum. Dat dit wel eens anders is geweest bewijst de nu als toeristische attractie bij de WV’s verkrijgbare ‘Smokkelroute’. De Rijksgrens tussen België en Nederland werd na de Belgische opstand formeel vastgesteld te Maastricht op 8 aug. 1843.

De grens wordt met gietijzeren palen in het terrein gemarkeerd. Langs de Zeeuws-Vlaamse grens staan er ongeveer 100. De burgemeesters van de grensgemeenten (Nederlandse èn Belgische) zijn gehouden tot een jaarlijkse ‘schouwing’ om zowel de staat als de stand van de palen te controleren. Uit vroeger dagen met andere grenzen zijn hier en daar ook nog palen overgebleven, limiet- of liniepalen, tiendpalen e.d. Bij Waterlandkerkje staat een zeer merkwaardige (→ grenspalen). Na WO I zijn er door België pogingen gedaan om de grens tot aan de Westerschelde te verleggen, pogingen die niet door de geallieerden werden gehonoreerd, maar die wel voor beroering hebben gezorgd (→ annexatiebeweging, → geschiedenis).

Het merkwaardig gevolg is dat ZeeuwsVlaanderen als enig Zeeuws deelgebied een eigen volkslied heeft: ‘Van d’Ee tot Hontenisse’ (→ volksliederen). De grens geeft, om uiteenlopende redenen, vooral in de weekends aanleiding tot intensief dagtoerisme.

Bestuurlijke ontwikkeling

Algemeen

Het huidige Zeeuws-Vlaanderen dat door een natuurlijke grens, de in 1375 ontstane Braakman, verdeeld wordt in een westelijk en een oostelijk deel, had daar reeds van oudsher een bestuurlijke grens. Deze werd gevormd door de bij de verdeling van het Karolingische rijk (Verdrag van Verdun, 843) ontstane grens tussen het Westrijk (het Franse rijk) en het Middenrijk. Toen het noordelijk deel van het Middenrijk (Lotharingen) in 925 definitief bij het Oostrijk (het Duitse rijk) werd gevoegd, werd het de grens tussen het Franse rijk en het Duitse rijk. Het huidige West Zeeuws-Vlaanderen is het enige deel van het huidige Nederland dat toendertijd behoorde tot het Franse koninkrijk. Als part van het in KoningsVlaanderen gelegen → Vrije van Brugge, maakte het deel uit van het graafschap → Vlaanderen. Het huidige Oost ZeeuwsVlaanderen behoorde, evenals de rest van het huidige Nederland, toendertijd tot het Duitse (heilige, roomse) keizerrijk. Als het grootste part van de in → Rijks-Vlaanderen gelegen → Vier Ambachten, maakte het eveneens deel uit van het graafschap Vlaanderen.

Op de ontwikkeling van het westelijk en oostelijk deel van het huidige Zeeuws-Vlaanderen tot 1795 wordt hieronder afzonderlijk ingegaan.

De bestuurlijke ontwikkeling van West Zeeuws-Vlaanderen tot 1795

In het uit 941 daterende Liber traditionum van de St.-Pietersabdij te Gent wordt de pagus → Rodanensis vermeld in 707. Deze gouw, waaraan → Aardenburg haar naam dankt, was gelegen ten oosten van het Zwin en werd op het einde van de 9e eeuw door graaf → Boudewijn II bij de pagus Flandrensis (→ Vlaanderen) gevoegd. Onder de onmiddellijke druk van de Noormannen werden moge lijk in dezelfde periode de burchten Rodenburgh (→ Aardenburg) en Osburch (→ Oostburg) gesticht, met eerste vermeldingen in resp. 966 en 949. Kort vóór 1000 werd het graafschap Vlaanderen ingedeeld in vrij grote militaire, tevens rechterlijk-bestuurlijke districten, met als centrum een grafelijke burcht. Deze districten werden kasselrijen of burggraafschappen (→ burggraaf) genoemd. Het grootste gedeelte van het huidige West Zeeuws-Vlaanderen behoorde tot de kasselrij van Brugge, met als centrum het Steen.

Het werd tot 1224 bestuurd door een burggraaf en daarna door een → baljuw. De kasselrij van Brugge verkreeg onder Filips van de Elzas een keur, waardoor het in het gebied geldende gewoonterecht schriftelijk werd vastgelegd. In 1230 wordt de kasselrij van Brugge ook Brugge-ambacht genoemd en spoedig daarna het → Vrije van Brugge. Het werd in 1330 juridisch in drieën verdeeld: het West-, Noord- en Oostvrije, elk met een eigen schepenbank. Reeds in 1338 volgde weer een samenvoeging, maar de drie namen handhaafden zich tot in de 16e eeuw. Sedert het begin van de 15e eeuw werd het Vrije als vierde lid, naast de steden Gent, Brugge en leper, opgenomen in de Staten van Vlaanderen.

Het Vrije was ingedeeld in verschillende ambachten, w.o. Aardenburg, Oostburg en IJzendijke. De eilanden Cadzand en Wulpen

< >