Ridder, heer van Vreendijke (Middelburg 2 maart 1591-Parijs 29 sept. 1668). Nederlands diplomaat.
Na zijn promotie in de algemene en de vaderlandse rechtsgeleerdheid, trad hij in dienst van de Vereenigde Oostindische Compagnie; in 1619 werd hij naar Engeland gezonden teneinde onenigheden met de East-India Company op te lossen. Zijn bekwaamheden waren voor Amsterdam aanleiding hem als pensionaris aan te stellen (1627); sindsdien werd hij regelmatig belast met buitenlandse missies: tussen 1639 en 1641 voerde hij besprekingen met Denemarken en Zweden over de verhoging van de Sont-tol en trad bemiddelend op in een conflict tussen de stad Bremen en haar aartsbisschop; in 1644 werd hij naar Engeland gedirigeerd om de vrede tussen koning en parlement te herstellen, bij welke gelegenheid hij op 21 maart 1644 in de ridderstand verheven werd; hij verbleef er anderhalf jaar maar kon niets van belang doen. Juni 1650 werd hij benoemd tot ambassadeur te Parijs, welke post hij tot zijn dood zou blijven bekleden; in samenwerking met De Ruiter wist hij o.a. de Franse kaapvaart op Nederlandse schepen voorlopig een halt toe te roepen.LITERATUUR
Aitzema, Saken vanStaetW-W, VI. Nagtglas, Levensberichten.