Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

Willem Adriaan de JONGE

betekenis & definitie

(Zierikzee 19 januari 1763-Zierikzee 28 oktober 1835). Heer van Campensnieuwland.

Werd 16 september 1780 als student in de rechten te Leiden ingeschreven, waar hij in 1781 promoveerde op een dissertatie ‘De hereditatis petitione’. Hij vestigde zich te Zierikzee, waar hij in 1782 tot heemraad van Schouwen en op 18 maart 1783 tot pensionaris-honorair van de stad werd benoemd; in 1784 werd hij tot schepen gekozen, 28 februari 1785 tot raad en in 1792 tot burgemeester. In maart 1785 werd hij door de Raad van State aangesteld als ontvanger der gemeene middelen over Hulst, Hulsterambacht en St.-Jansteen. Sedert 27 oktober 1791 had hij wegens Zierikzee zitting in de Staten van Zeeland. Uit al zijn ambten werd hij in 1795 ontzet omdat hij weigerde de eed op de Bataafse Republiek af te leggen. Daarna was hij tot 1811 in de advocatuur werkzaam.

Indatjaar werd hij lid van de Algemeenen Departementalen Raad van de Monden van de Schelde en rechter in de Rechtbank van Eersten Aanleg te Zierikzee. December 1813 kreeg hij order zich als gijzelaar naar Rijssel te begeven. Zijn wegvoering werd echter door het volk verijdeld, waarop hij onderdook tot in de nacht van 7 op 8 december Engelse oorlogsbodems de Fransen de stad deden ontruimen. De Jonge was provisioneel-burgemeester van 8 december 1813tot2 januari 1814. Tot 1833 bleef hij als Districtscommissaris van Zierikzee aan. Bij besluit van 28 augustus 1814, no. 14, werd hij benoemd in de ridderschap van Zeeland.LITERATUUR

Nederlandsch Adelsboek 1914. N.N.B.W. III. Wijnaendts van Resandt, De Jonge, 114-117.

< >