(vaate, vaete). Openbare waterput, vlakbij of in een dorp, dienende als drinkput voor het vee en als brandput.
Een vate heeft gewoonlijk aan één zijde een brede, flauwe helling die bestraat (verhard) is. Een vate is in enkele oude Zeeuwse woonkernen nog aanwezig, t.w. in → Zierikzee, → Baarland, → Nisse en → Kloetinge.Een vaete is ook wel een drinkput in de wei, zie ook → dobbe (hollestelle).
LITERATUUR
M.P. de Bruin. Van stellen en stellenaars. Ghijsen. Woordenboek.