Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

SPOORWEGSTATIONS

betekenis & definitie

Ook aan de Zeeuwse lijn, die in de periode 1866-1873 tot stand kwam, werden bij de spoorweg stopplaatsen of stationsgebouwen opgericht met drieërlei doel: bureaus voor de spoorwegdienst, wachtruimten voor de reizigers en, bij de grote stations, een buffet of restauratie. Het merendeel van de stations op ZuidBeveland en Walcheren waren ’haltes’, waar een betrekkelijk eenvoudig gebouw verrees.

In Goes, Middelburg en Vlissingen kwamen ’echte’ stations. Middelburg — het enige Zeeuwse station dat op de monumentenlijst is geplaatst — kreeg bij de oprichting in 1872 maar liefst een breedte van 92 m.In Vlissingen verrezen er in datzelfde jaar twee stations: Vlissingen-Haven en Vlissingen-Stad.

De architectuur van de stations, die door de Staatsspoorwegen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werden gebouwd, vertoont de zg. rondboogstijl. De architecten van de stations ontleenden hun inspiratie aan het werk van J. N. L. Durand, die met zijn werk ’Précis des leçons d’Architecture’ (1809) veel invloed heeft gehad. Kenmerkend voor deze stijl waren de halfronde bovenlichten c.q. halfronde bovenzijden van deuren en vensters.

In 1894 kwam er een nieuw station Vlissingen-Haven. Het was in 1892 voor het forse bedrag van ƒ 379.000 aanbesteed, ƒ 214.000 méér dan het oude station twintig jaar tevoren gekost had. Het kreeg een aparte status door zijn wachtkamer voor vorstelijke personen; de wachtkamers 1ste en 2de klasse werden rijk ’versierd’. Het toenemende trein- en bootverkeer (Engeland) maakte blijkbaar het grote gebouw noodzakelijk. Het was van een geheel andere architectuur dan die van het eerdere gebouw. Architecten waren D.

H. Haverkamp (1851-1921) en T. G. Schill (1852-1914). De ingang, drie dubbele deuren met halfronde bovenlichten, bevond zich in een kolossaal front; daarboven een groot venster met halfronde bovenzijde, waarin een versierd uurwerk. Door de oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog ging dit station verloren.

In 1950 kwam het huidige station te Vlissingen tot stand. Architect hiervan is S. van Ravesteyn, die reeds vóór de Tweede Wereldoorlog een aantal stations voor de spoorwegen bouwde. Dit station, vlak bij de aanlegsteiger van de veerdienst VlissingenBreskens gelegen, heeft in het front twee halfronde bogen, met beelden versierd.

Op Zuid-Beveland ondergingen de haltestations in de loop der tijd min of meer belangrijke vernieuwingen en uitbreidingen. Van Ravesteyn ontwierp het nieuwe station te Rilland-Bath (1951). Het station te Goes werd al spoedig na de eerste bouw met een wachtkamer vergroot en onderging in het eerste kwart van deze eeuw aanzienlijke uitbreidingen. Het werd in 1980 afgebroken. In plaats hiervan is een modern gebouw gekomen met raamverdelingen a la Mondriaan. De Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland, die in 1927 met haar dienst begon—het zg. 'bietenlijntje’ — kreeg langs de lijn bij de halteplaatsen woningen met een wachtkamer.

In oostelijk Zeeuws-Vlaanderen werden ’echte’ stations gebouwd langs de lijnen van de spoorwegmaatschappijen Gent-Terneuzen en Mechelen-Terneuzen, die resp. in 1869 en 1871 met hun diensten begonnen.

LITERATUUR

L. van Paddenburgh en J. G. C. van de Meene, Spoorwegstations in Nederland. H. Romers, De spoorwegarchitectuur in Nederland 1841-1938.

< >