Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

PRIJSHOF

betekenis & definitie

Raad (college) van de → Admiraliteit, belast met het beslechten en afhandelen van prijs- en buitgeschillen. Ingesteld door Oranje met de instructie van 2 maart 1574, onmiddellijk na de ‘overgang’ van Middelburg, waarop kennelijk was gewacht.

Deze instructie, het eerste regeringsreglement voor het gewest Zeeland na de opstand, machtigt in art. 8 het college van gouverneurs, bestaande uit de gedeputeerden van Middelburg, Vlissingen, Zierikzee en Veere (voorlopers van de Staten) ‘omme rechters te zyne over alle buytgoederen ende saecken raeckende de Admiraeliteyt, evenverre deselve excederen de somme van duysent Carolus guldens eens, reserverende deghene, waerdich wesende deselve somme ende daeronder, aen die van den raide van der admiraeliteyt, die hen residentie binnen eene van den steden van Zeelandt sal houden, ter verkiezinghe van den admireal, hebbende daervan resort aen gouverneurs ende raiden. Des sullen de voorscreven van den raide der admiraliteyt van allen prinsen ( = prijzen) ende beuytgoederen schuldich zyn notule ende goet registre te doen houden’. Toen meer Zeeuws gebied overging naar de prins was een nieuwe regeringsinstructie nodig en van deze gelegenheid werd gebruik gemaakt om in een speciale ordonnantie de taak van de admiraliteit te regelen, in welke regeling ook het prijzenhof begrepen werd. Er moest een vloot worden opgebouwd. Aan het eigenmachtige optreden van de Watergeuzen moest een einde komen. Die vloot moest worden betaald.

Geen wonder dus dat men in deze ordonnantie (van 22 sept. 1576) instructies vindt t.a.v. de commissievaan (→ kaapvaart) en de activiteiten van een prijshof. In alle steden waar buitgemaakte schepen kunnen worden binnengebracht, worden vendu-meesters aangesteld, ‘getrouw en bequaem om de buitgoederen selfs te crieren, de verkopinge oorbaerlijk te doen, en de penningen te innen’ en daarover rekening en verantwoording afleggen aan de thesaurier van de raad, die → ’t part aenkomende de gemene saké’ incasseert. Indien het voor de gemene zaak voordeliger is de venduschappen te verpachten dan is dit toegestaan, maar dan moet daarvoor wel per stad een aparte regeling worden getroffen. De drie ‘Hooft-steden’ stellen elk een buitmeestergenerael aan, de raad benoemt een boekhouder-generael en samen met een fiscael nemen ze alle relevante documenten in beslag en houden ‘in ’t lossen goede toesicht, ofter niet vervremt, achterhouden, noch versteken en is’. Na een zorgvuldige inventarisatie van de buit kan deze vervolgens in het openbaar worden verkocht. Militaire goederen: munitie, geschut e.d. worden apart gehouden, want die kunnen weer worden gebruikt voor de uitrusting van de vloot of van vrijbuitersschepen.

De opbrengst van schepen, die door de marine werden binnengebracht, viel geheel toe aan de gemene zaak, voor de opbrengst van door commissievaarders in beslag genomen goederen werd een bepaalde verdeelsleutel gehanteerd. De ordonnantie is diverse malen gewijzigd, maar niet wezenlijk. Het college van gouverneurs heeft zich nooit bemoeid met zaken boven de 1000 carolusguldens, maar fungeerde wel als beroepsinstantie, wanneer het prijshof de inbeslagname voor rechtmatig had verklaard. Een thesaurier werd aangesteld om alles te behartigen ‘wat ons en de gemeene zaak zal competeeren en zal staan te ontfangen uyt het geene dat in den Raad ter Admiraliteyt voor goede princen sal geweesen werden’.Aldus geëquipeerd is Zeeland de tachtigjarige oorlog ingegaan en nog diverse oorlogen daarna, waarbij men zich niet aan de indruk kan onttrekken dat ‘het nemen van goede princen’ vaak doel in zichzelf werd. Formeel bestaan er nog steeds prijshoven. De moderne oorlogvoering met de opkomst van de onderzeeërs geeft hen echter weinig gelegenheid te functioneren. Buitengaats aangetroffen vijandelijke schepen worden meestal niet meer opgebracht maar getorpedeerd.

LITERATUUR

H.G. van Grol, Het Zeeuwsche Prijzenhof te Vlissingen 1575-1577. K. Heeringa, DeInstructiën voorde Gewestelijke Regeering van Zeeland 1574-1586.

< >