Koraal- of steenachtige bloemkoolvormige formaties in brakwaterplassen, gevormd door twee organismen: een mosdier en een kalkwier. Aanvankelijk vormen de → mosdiertjes onregelmatige korst- tot koraalvormige, zeer broze aangroeisels op takjes en stengels in het water.
Deze kunnen tot vuistgrote klompen uitgroeien. Hier overheen vestigen zich later kalkwieren, die de mosdiertjes verstikken. De kalkwierbegroeiing heeft een gladder en steviger oppervlakte, maar laat toch vele grote en kleine holten in de ‘groeiende stenen’ vrij.In die gaten verschuilen zich allerlei andere kleine waterdieren, die aan de palingen tot voedsel dienen. Zo ontstond de naam palingbrood. Bij laag water is palingbrood in verscheidene Zeeuwse brakwaterplaatsen waar te nemen, o.a. Kaaskenswater (Schouwen), Oosterschenge, Westeinder Weel, Terluchtse Weel (Zuid-Beveland), kreken bij Veere, Westkapelle en Rammekenshoek (Walcheren), Grote Gat (West ZeeuwsVlaanderen).
LITERATUUR
Ab Utrecht Dresselhuis, De provincie Zeeland. Maitland, Zonderling dierlijk product zoarium, 10-14. Jonker, Palingbrood, 449-450. Van Oye, Groeiende stenen, 155-168.