Pseudoniem van J.H.F. Grönloh (Amsterdam 22 juni 1882-Amsterdam 25 juli 1961).
Letterkundige. Publiceerde zeer weinig, slechts enkele novellen, schetsen en fragmenten, maar geldt door zijn onopgesmukt taalgebruik en zijn prachtige zelfspot voor velen als een van de beste prozaïsten in het Nederlandse taalgebied. In 1918 verscheen een bundel met drie ten dele reeds eerder in tijdschriften geplaatste novellen: Dichtertje, de Uitvreter en Titaantjes. Dit werk, dat typisch Zeeuwse accenten heeft (o.a. fraaie beschrijving van natuurschoon) bleef lange tijd slechts bij een kleine kring van ingewijden bekend. Pas in 1929 ontdekte men dat achter dit pseudoniem (nescio = ik weet niet) de directeur van de HollandBombay Trading Company schuil ging. In deze bundel autobiografische schetsen neemt de schrijver met milde ironie afscheid van de wereldhervormende, wereldbestormende, onpraktische idealen van zijn jeugd. Later verschenen nog Mene Tekel (1946), Boven het dal (1961) en Heimwee (postuum 1968).LITERATUUR
N. Gregoor, Een zwak voor Nescio, Maatstaf, dec. 1959. K. Geenen, Nescio, cynicus of mysticus, Maatstaf 1965. Schrijvers-Prentenboek, 14, Nescio 1969. Tirade, 1982.