(Lemmer).
1. Voormalig wijd water met verschillende vaargeulen aan de oostzijde van Walcheren; vormde bij → Arnemuiden een verbinding tussen het Veer(sch)e Gat en De Welsinge; was van belang voor de scheepvaart naar Middelburg en Arnemuiden. Vanaf 1247 vermeld in teksten met betrekking tot (schor) gronden ‘inter Lemmel et Dunhovede(n)’ = tussen Lemmel en de plaats waar de duinen destijds ten noorden van → Oostkapelle eindigden. Het geulengebied van Lemmel en Welsinge slibde in de 17e eeuw snel aan. De naam Lemmel is etymologisch duister; de overeenkomst met het Friese Lemmer is waarschijnlijk toevallig.
2. Voormalig water in de Oud- en JongBreskenspolders, → Havele.
LITERATUUR
A.A. Beekman, De wateren, 236. F.P. Polderdijk, Het eiland Sint-Joosland. Wilderom, Tussen afsluitdammen III, 40; 83-84.