Kleine, op de grond levende zangvogels, meestal bruin van kleur. De snavel is kort en vrij dik.
Eten zowel insecten als zaden. In Zeeland komen verschillende soorten leeuweriken voor.- Veldleeuwerik (Alaüda arvénsis) heeft bruingestreepte bovendelen, een lichte buik, een kuifje en witte buitenste staartpennen. Jubelende zang, gewoonlijk gebracht tijdens stilstaan in de lucht. Op de trek en in de winter in groepen. De veldleeuwerik is in Zeeland een zeer algemene broedvogel van allerlei open gebieden. Doortrekker en wintergast in groot aantal.
- Kuifleeuwerik (Galenda cristdta) heeft een opvallende lange kuif, bruingele buitenste staartpennen en een kortere staart dan de veldleeuwerik. In Zeeland zeldzame en zeer plaatselijke broedvogel (6-10 paar), van ruige terreinen nabij menselijke bewoning, o.a. bij Breskens en bij Terneuzen. Schaarse doortrekker en wintergast.
- Boomleeuwerik (Lullula arbórea) heeft een opvallend korte staart, donkere buitenste staartpennen en een zwartwitte vlek op de voorvleugel. In Zeeland zeldzame broedvogel van duinbossen (1-5 paar) op Schouwen en Walcheren, mogelijk ook in Oost Zeeuws-Vlaanderen. Doortrekker en wintergast in klein aantal.
- Strandleeuwerik (Eremóphila alpéstris) is minder gestreept dan de andere leeuweriken en heeft zwarte en gele vlekken aan de kop.
Het mannetje heeft zwarte hoorntjes. Broedvogel van Noord-Europa die in de wintermaanden in klein aantal is waar te nemen langs de kusten van de zee-armen en langs de Noordzeekust. Heeft een voorkeur voor laag begroeide, zilte gebieden.