Deze electriciteitscentrale met een electrisch vermogen van ca. 450 miljoen Watt (450 MegaWatt) werd op 25 oktober 1973 aan de PZEM overgedragen.
De Samenwerkende Electriciteits-Productiebedrijven (SEP) in Nederland hadden in 1965 reeds een kleine proefcentrale (54 MW) te Dodewaard in bedrijf gesteld, om ervaring op te doen met het opwekken van electriciteit d.m.v. kernenergie.
De gekozen plaats van de eerste grote Nederlandse kernenergie-centrale, te Borssele, hangt o.a. samen met de beschikbaarheid van zowel voldoende koelwater als afnemers van de geproduceerde electriciteit.
Het besluit tot de bouw werd in 1969 door de raad van bestuur van de PZEM genomen. De centrale werd door Siemens (Kraftwerk Union) gebouwd. De electriciteit in deze centrale wordt evenals bij een kolen-, olieof gasgestookte centrale opgewekt in een electrogenerator (zie fig.), in wezen een grote dynamo. Ook de aandrijving van deze generator geschiedt bij een kernenergiecentrale als bij de conventionele door een stoomturbine; de stoom voor de turbine wordt verkregen door het verhitten van water in een, alweer conventionele, stoomketel.
In deze fase van de installatie begint echter het onderscheid tussen een kernenergie-centrale en een conventionele, waarbij de stoomketel door verbranding van kolen, olie of gas onder de ketel wordt verhit. Bij de kernenergie-centrale is de warmtebron uranium, waarin een kernsplijtingsproces plaats vindt. Bij dit proces worden de kernen