geboren te Vlissingen, beëindigde zijn studie theologie aan de Hoogeschool te Franeker in 1618 waarna hij Frankrijk bereisde. Bij zijn terugkeer in 1620 werd hij proponent verklaard; eerst in 1621 naar Neuzen beroepen predikt hij sedert 1625 te Vlissingen.
In 1638 werd hij afgevaardigd naar de Zeeuwsche Synode te Tholen. In 1651 behoorde hij tot de coetus te Middelburg die beraadslaagde over A. Bruynvisch, wiens beroeping naar Elkerzee door de classis van Schouwen onwettig was verklaard. Hij stierf 6 december 1656, een legaat van ƒ 1.000,aan de armen van Vlissingen vermakend.
LITERATUUR
Vrolikhert, Viissingsche kerkhemel, 104-107. Van der Aa, Biographisch woordenboek.