(1) (Middelburg ?Middelburg 24 aug. 1653). Ridder, heer van Goidschalkoord, Warendijk, Zoutelande en Cattendijke, 10 maart 1635 daarmee verleid.
Door de Staten van Zeeland werd hij 13 januari 1620 gemachtigd om als advocaat wegens het gewest verblijf te houden te ’s-Gravenhage. In 1623 werd hij benoemd tot schepen van Middelburg, vervolgens in 1629 en ’30, in welk jaar hij tevens thesaurier was, tot raad en in 1631 tot burgemeester. 24 Augustus 1633 werd hij benoemd tot rentmeester-generaal van de grafelijke domeinen van Zeeland Bewesten-Schelde.(2) (Middelburg 22 sept. 1630 Middelburg 5 sept. 1667). Ridder, heer van Oud- en Nieuw-Vossemeer; was schepen van Middelburg in 1659, ’60, ’64 en ’65; raad in 1658, ’61, ’62 en’66 en thesaurier in 1663 en ’66.
LITERATUUR
Scheffer, Huyssen van Cattendijke. N.N.B.W. III.