(ged. Hontenisse 6 juli 1733-Grembergenbij Dendermonde 18 april 1803).
Pastoor. Studeerde theologie in Gent en kwam als missionaris naar Hontenisse om de pater karmeliet Henquiné, die van 1710-70 pastoor was van dat dorp, bij te staan. Na de dood van pastoor Henquiné (16 dec. 1770) volgde hij deze op en werd 7 maart 1771 door de Raad van State toegelaten. Toen 16 mei 1795 Zeeuws-Vlaanderen aan Frankrijk werd afgestaan bleef Adriaensens met zijn kapelaan Thomas Vervoort op zijn post. Zij weigerden beiden de eed van haat aan het koningschap af te leggen en werden op de lijst geplaatst om gedeporteerd te worden. Van toen af aan moesten zij onderduiken.
Op allerlei adressen, in schuren en boerenhuizen droegen zij in het geheim deH. Mis op, ’s nachts of vroeg in de morgen. De schuilplaats van de pastoor werd echter tenslotte verraden. Met zijn kapelaan Vervoort werd hij toen gevangen genomen en opgesloten. Zodra het schrikbewind ten einde was, keerde hij naar Hontenisse terug en hervatte zijn bediening, maar in ’t geheim. Toen de parochies in het bisdom Goes weer werden opgericht, werd hij (1803) overgeplaatst naar Grembergen.
Daar overleed hij 3 maanden later. Zijn naam bleef in Hontenisse lang voortleven.LITERATUUR
N.N.B.W. VI.