(Groede 29 juli 1740-Middelburg 29 maart 1812). Medicus; stadsoperateur te Middelburg.
Stamde uit de gegoede burgerstand en kreeg van zijn ouders kans om bij een chirurgijn te Middelburg in de leer te gaan. Hij doorstond met lof het examen voor tweede chirurgijn bij de Oostindische Compagnie. Hiermee verdiende hij zoveel geld, dat hij twee jaar (17651767) kon werken en studeren in Parijs en Rouaan. In de laatste plaats was de beroemde steensnijder C.N. Lecat zijn leermeester. Terug in Nederland vestigde hij zich, na afgelegd examen, te Middelburg, waar hij een zeer uitgebreide praktijk kreeg.
Na enige jaren besloot hij zich tot de verloskunde te beperken: meer dan drieduizend vrouwen heeft hij in de ‘ure der benauwenis’ bijgestaan. Bovendien heeft hij velen onderwezen in nieuwe verloskundetechnieken. Als prakticus was hij handig, accuraat en wel voorzien van instrumenten. Zijn levensspreuk ‘Meer zijn dan schijnen’ probeerde hij ernstig in praktijk te brengen: zo was hij o.m. voorzitter van het Collegium Chirurgicum ter stede.Zeer interessant is het bericht van de Puijt over een epidemie van schijnzwangerschap, die rond 1780 heeft geheerst. Dit verschijnsel was uiterlijk meer aan de zij- en achterkant van de patiënte te zien dan aan haar voorkant. De ziekte was ongevaarlijk en genas vanzelf.
Een aantal werken van hem zijn in handschrift in Middelburg aanwezig, zoals ‘Waarneming van heel- en vroedkundige verhandelingen’ en ‘Waarneming van de ruptio uteri’. Ook publiceerde hij in verschillende tijdschriften, o.a. Archief Zeeuwsch Genootschap.
Belangrijkste werken: Vroedkundige waarneming van tweelingen, die het water en de vliezen gemeen hadden (A.Z.G. V., 1782 IX, p. 423-431) en Bericht van een wanschapen kind (A.Z.G. 1790 - XIV, p. 461-473).
LITERATUUR
Nagtglas, Levensberichten. Geyl, D.H. en J.H. Gallandat en J. de Puijt.