(Bryónia dióica). Tweehuizige klimplant met dikke knolvormige wortelstok, soms zo groot als een suikerbiet. Bladeren vijflobbig met hartvormige voet.
Vruchten zijn giftige, rode bessen. Oorspronkelijk niet inheems, waarschijnlijk ingevoerd uit Zuid-Europa. De wortelstok werd gebruikt voor zg. ‘alruinmannetjes’. Thans op vele plaatsen algemeen voorkomend. In Zeeland zeer algemeen in de duinstruwelen. Groeit ook regelmatig op dijken.