Deze haven is een 5 km lang kanaal, gaande van de havenkom te Goes naar de Oosterschelde ten oosten van de Oost-Bevelandpolder; breedte 25 m; bevaarbaar voor schepen tot 550 ton met een diepgang van 2 a 2,5 m. Geschiedenis: Toen de oude bochtige haven van Goes gedeeltelijk verland was en niet meer in het Goessche Diep (→ Schenge) uitkwam, gaf Hertog Philips van Bourgondië in 1442 een privilegie aan de stad Goes om een nieuwe rechte haven ten westen van de oude te mogen graven.
Het duurde echter nog twee eeuwen voor deze nieuwe haven tot stand kwam. Een voorstel tot bestrijding der kosten werd in 1650 door de Staten van Zeeland aangenomen. Reeds het volgende jaar kwam het werk gereed. Na die tijd onderscheidde men de ‘Oude Haven’ en de ‘Nieuwe Haven’. Aan de mond van elke haven werd een schans gebouwd. In het begin van de 19e eeuw kwam er verandering in de toestand door de bedijking van de schorren ten noorden van de Goese polder; → Lodewijkspolder (→ Wilhelminapolder), 1809.
Een groot deel van de Schenge-Goessche Diep werd binnengedijkt. De haven van Goes moest doorheen de nieuwe polder worden verlengd, van het noordelijk uiteinde van de voormalige Nieuwe Haven noordoostwaarts tot in de Oosterschelde, waar de schutsluis het → Sas van Goes werd gelegd.LITERATUUR
A.A. Beekman, De wateren.