(Dordrecht 9 april 1807-Leiden 9 dec. 1892). Geschied- en letterkundige.
Studeerde theologie te Leiden; was Nederl. Herv. predikant te Lage Zwaluwe van 1835-1841, te Chaam van 1841-1846 en te Tilburg van 1846-1862, waarna hij zich geheel aan wetenschappelijk werk wijdde. Van zijn talrijke geschriften over alle mogelijke onderwerpen hebben op Zeeland betrekking de uitgaven van de Brieven van Maria van Reigersbergh (1857, met H. Vollenhoven), Den Boom der Schriftueren (1870) en de Legende van den Geusen troubele over Zeelant (1872). Verder schreef hij o.a. over Cornelis Boey (Zeeland, 1854).LITERATUUR
N.N.B.W. III.
