Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

Geert MINDERHOUD

betekenis & definitie

(Nieuwdorp 26 jan. 1889). Landbouwdeskundige.

Oudste zoon van de bedrijfsboer Jan Minderhoud op de hoeve Hongersdijk in de Wilhelminapolder. R.H.B.S. te Goes, Rijks H.L.T.B.S. Wageningen (1907-1912), akte M.O. Landbouwonderwijs (1912), Rijks landbouwconsulent van noord Groningen (1914-1918); secretaris van de Groninger Mij. voor Landbouw; hoogleraar in de landhuishoudkunde aan de Landbouw Hogeschool te Wageningen; voorts o.a. voorzitter van het Landbouw Economisch Instituut (1941-1960); voorzitter van de Raad van Toezicht bij de Coöperatieve Raiffeisenbank (1940-1948); voorzitter van het bestuur van die bank (1948-1964); Rijksbemiddelaar en voorzitter van de vereniging van Landbouwboekhoudbureaux. Dissertatie in 1923: ‘Ontwikkeling en Betekenis der Landbouwindustrie in Groningen’. Auteur van twee zeer bekend geworden agrarische handboeken: ‘De Nederlandse Landbouw’ (1935) en ‘Landbouwcoöperatie in Nederland’ (1946) alsmede een ‘Inleiding tot de Landhuishoudkunde’ (1948), terwijl hij tevens op het gebied van de Pachtwet aktief was (prae-advies Broederschap van Notarissen) als Eerste Raad resp. lid bij het gerechtshof te Arnhem en de Centrale Grondkamer.

< >