geneesheren uit de familie.
1. Johan Lucas; woonde te Middelburg, nadat hij in 1724 te Duisburg in de medicijnen gepromoveerd was op ‘De Morbis humorum vitio elementorum natis’ (Over de ziekten van de levenssappen, die ontstaan zijn uit een gebrek aan grondstoffen). Hij vertrok al in 1727 met onbekende bestemming. Zeker is dat hij later in ’s-Hertogenbosch heeft gewoond, waar hij op 26 november 1746 begraven werd.
2. Johannes Antonius (’s-Hertogenbosch gedoopt 30 okt. 1743-Goes 9 sept. 1819). Zoon van Johan Lucas; promoveerde eveneens te Duisburg. De titel van zijn dissertatie luidt ‘Descorbuto’ (Over scheurbuik) 1766. Hij praktizeerde te Sas van Gent, Zierikzee en tenslotte te Goes, waar hij overleed. In de Correspondentie-Sociëteit van dr. Iman van den Bosch e.a. schreef hij een bericht over de ziekten in 1779.
3. Antonie Jacobus (Sas van Gent 16 nov. 1785-Utrecht7 aug. 1840). Zoon van Johannes Antonius; promoveerde in 1809 te Utrecht op stellingen en vestigde zich te Kapelle op Zuid-Beveland en later te Goes.
Na 16 j aar aldaar gepraktizeerd te hebben en er tijdelijk lid te zijn geweest van de plaatselijke Geneeskundige Commissie, vertrok hij in verband met de studie van zijn zonen naar Utrecht. Zijn dochter trouwde met dr. S. Dobbelaar de → Wind.
4. Johannes Wilhelm Kiem Eltzmann (Kapelle 9 nov. 1812-overl. ?). Deze nam de naam Kiem, van een burgemeestersfamilie te Middelburg, aan omdat die anders door uitsterven zou verdwijnen. Door zijn huwelijk werd hij een zwager van dr. S. Dobbelaar de → Wind. Hij promoveerde in 1838 te Utrecht op ‘De Effectibus nocivis potuum spirituosorum’ (Over de schadelijke effecten van alcoholische dranken). Hij verzorgde een kleine praktijk te Tholen, leefde rustig en matig, maar was tuberculeus, evenals zijn vrouw. In verband met zijn gezondheidstoestand verhuisde hij naar Utrecht.
LITERATUUR
Fokker en De Man, Zeeuwsche medici. Brtappeltaart