Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

DE ZEEUSCHE NACHTEGAEL

betekenis & definitie

Een literaire verzamelbundel waaraan twintig Zeeuwse dichters meewerkten; uitgever Jan Pietersz. van de Venne, 1623.

→ Zeeuwse Nachtegaal→ is de schertsende benaming voor kikker, maar deze naam krijgt een akelige bij klank als ze door mensen van buiten Zeeland voor de Zeeuwse dichters wordt gebruikt, om aan te tonen dat Zeeland letterkundig niet veel te bieden heeft. Om het tegendeel te bewijzen kwam de Zeeusche Nachtegael uit, waarschijnlijk op initiatief van de uitgever of van Jacob Cats. De bundel bestaat uit drie delen: Minnne-sang, Sedensang en Hemel-sang. Door Cats werd aan Constantijn Huygens, die op jeugdige leeftijd enkele maanden in Zierikzee woonde, ook een bijdrage gevraagd. Hij stuurde ‘Voorhout’ en ‘Costelick mal’. Ze werden echter afzonderlijk uitgegeven; misschien was de omvang te groot of vond men het toch beter om alleen werk van Zeeuwse dichters op te nemen.

De gedichten van Adriaen van de → Venne, de broer van de uitgever, waren zo talrijk dat ze als afzonderlijke bundel aan de Nachtegael werden toegevoegd onder de titel ‘Tafereel van Sinne-mal’. De enige niet Zeeuwse medewerk(st)er was Anna Roemers Visscher, die in Zeeland logeerde toen de bundel in voorbereiding was; veel gedichten werden aan haar komst naar Zeeland gewijd. De medewerkers kwamen bijna allemaal uit aristocratische kringen en hun plaats in de bundel wordt dan ook bepaald door hun maatschappelijke positie. Johanna Coomans is de enige Zeeuwse dichteres; zij staat bovenaan de lijst van medewerkers. Direct na haar volgen de broeders Apollonius en Jacob Schotte, bekende juristen die veel belangrijke posten bekleed hebben. Simon van Beaumont levert met zijn vier welkomstliederen voor Anna Roemers goed werk.

Daarna krijgen we Jacob Cats en de Zierikzeese burgemeester Adriaen Hoffer. Vervolgens Philibert van Borsselen, Adriaen Valerius en Johan de Brune; de bijdragen van de laatste vallen op door de kernachtige stijl die zijn latere hoofdwerk ‘het Bancketwerck van goede gedachten’ kenmerkt. Daarna volgen Jacob Luyt, Abraham van der Myl en Leonard Peutemans, die geen van drieën hoog op de dichterlijke ladder geklommen zijn. Jacob Hobius, een achterneef van' Cats levert een goede bijdrage met de vlot geschreven dialoog ‘Visscher-praetie’. Ook van N. A. van der Deelen is er maar één bijdrage en uit literair oogpunt bovendien nog zeer onbelangrijk. Dan volgen Adriaen van de Venne, Johannes de Swaef, Pieter van Meldert en Pieter de Vos; de laatste was pas 17 jaar bij het verschijnen van de bundel; hij leverde twee heel verdienstelijke bijdragen, maar heeft daarna nooit meer als dichter van zich laten horen.

De laatste met naam genoemde medewerker is Johannes Rogiers. Hij schreef een gedicht ter ere van Anna Roemers en het gedicht ‘Claghende vrijster’, dat tot het beste uit De Zeeusche Nachtegael gerekend mag worden. Aan de bundel werkten vérder nog enkele anonieme dichters mee.

Een groot kunstwerk kan men ‘De Zeeusche Nachtegael’ niet noemen. Alle beschikbare dichters waren bijeengebracht om de neerbuigende Hollanders de mond te snoeren. De bundel heeft dan ook meer een demonstratief dan een kunstzinnig karakter.

LITERATUUR

Meertens, Letterkundig leven. Meertens, Zeeuwsche Nachtegaal.

< >