familie.
Godefridus Wilhelmus (Cats 12 febr. 1755 - Sluis 19 okt. 1822). Medicus. Stamde uit een familie, die in de tijd van de Reformatie uit de Pfaltz naar de Nederlanden was gekomen (zijn vader was predikant te Cats en te Sluis).
Na in Utrecht gepromoveerd te zijn op ‘De fabrica et actione ventriculi’ (over de bouw en de werking van de hartkamer) werd hij in Sluis geneesheer en burgemeester.
In 1784 schreef hij in deel X van de Verhandelingen van het Z.G.‘Antwoord over de haj aarskoortsen in garnizoensplaatsen van Staats-Vlaanderen’. Drie van zijn zonen werden geneesheer:
Hendrik Anthonie
(Sluis 16 jan. 1791 Oostburg 24 jan. 1860). Promoveerde op 17 juni 1815 te Leiden tot medisch doctor op ‘De Metastasi’ (over de uitzaaiing); hij verwierf er ook de titel van chirurg en verloskundige mee.
Na een kort verblijf te Schoondijke vestigde hij zich in 1811 te Oostburg. Hij genoot er groot aanzien als dokter, burgemeester, districtsschoolmeester en lid van het plaatselijk classicaal en provinciaal bestuur van de Hervormde kerk. Tijdens de Belgische Opstand maakte hij als burgemeester moeilijke tijden door.
Voor zijn publicaties zie bibliografie.
Jacob Willem
(Sluis 22 aug. 1792 - Vlissingen 12 april 1882). Promoveerde op 17 juni 1815 te Leiden in de theologie en de medicijnen. Zijn medische dissertatie luidde ‘De homine minus, quam vulgo creditur, prae animalibus ad morbos proclivi’(over de mens, die anders dan algemeen wordt aangenomen, minder vatbaar is voor ziekten dan de dieren). Huwde de rijke Maria Wilhelmina Hennequin uit Sluis en vestigde zich te Vlissingen, waar hij een grote praktijk had. Hij was lange tijd burgemeester van de stad en bekleedde veel erebaantjes zoals het lidmaatschap van het bestuurscollege der Geneeskundige School te Middelburg. Daarnaast schreef hij in geneeskundige tijdschriften, o.a. over vreemde voorvallen in zijn medische praktijk zoals ‘Langdurig verblijf van een been in de luchtpijp’ en ‘Blindheid na neusbloeden’.
Gerardus Theodorus
(Sluis 16 okt. 1800 Goes 5 jan. 1889). Promoveerde te Gent in 1834 op ‘De fame et siti’(over honger en dorst) en vestigde zich te Goes. Hij schreef een aantal artikelen over medische onderwerpen, bovendien enkele over Zuidbevelands dialect.
Johan van der Beke Callenfels
(Vlissingen 31 dec. 1828 - Vlissingen 11 juni 1897). Medicus. Zoon van Jacob Willem; promoveerde te Utrecht in 1855 op ‘Onderzoekingen over den invloed der vaatzenuwen op de bloedsomloop en den warmtegraad’; praktizeerde in zijn geboorteplaats.
Jan Eliza
(Goes 9 dec. 1829 - Hulst 21 aug. 1908). Dokter te Hulst. Zoon van Gerardus Theodorus; promoveerde in 1856 te Utrecht op de dissertatie ‘Over het aneurysma der arteria aorta thoracica’ (de verwijding van de grote lichaamsslagader.
Willem Cornelis
(Vlissingen 19 dec. 1822 Aardenburg 25 juli 1855). Medicus. Vestigde zich te Aardenburg.
LITERATUUR
Fokker en De Man, Zeeuwsche medici. De Man, Geneeskundige school I, 132. P.C. Callenfels, Het geslacht Callenfels, 54-57.