De beeldhouwkunst is in Zeeland gedurende vele eeuwen hoofdzakelijk als onderdeel van de bouwkunst beoefend. Als zelfstandige tak van kunstbeoefening was zij weinig belangrijk.
Bovendien werd veel beeldhouwwerk ingevoerd uit Vlaanderen en Holland. De Middeleeuwse kerken, vooral in de steden, zijn zeer rijk geweest aan beeldhouwwerk, zowel vrije heiligenbeelden als ornamenten. Voor zover bekend hebben in deze tijd geen beeldhouwerswerkplaatsen in Zeeland bestaan. Het meeste beeldhouwwerk zal uit Vlaanderen zijn ingevoerd of door Vlaamse steenhouwers ter plaatse zijn gemaakt. Door de beeldenstorm en de invoering van het calvinisme is van deze middeleeuwse religieuze beeldhouwkunst vrijwel niets meer over. Te noemen vallen de (zwaar beschadigde) Gregoriusnis in de Grote kerk te Goes en het albasten altaarstuk uit het klooster Sion bij Noordgouwe (nu in het Zeeuws Museum), dat al renaissance-ornamentiek vertoont en ook de apostel-beelden in de kerken van Nisse en Kapelle.
Met de opkomst van de steden begon ook de niet-religieuze beeldhouwkunst tot bloei te komen. Belangrijk zijn de beelden aan de stadhuizen van Veere (1517) en Middelburg (1518), die intussen door copieën vervangen zijn. (De oorspronkelijke beelden van het Veerse stadhuis staan nu zwaar verweerd in het Museum ‘De Schotse Huizen’). Beide series werden geleverd door het atelier van Michiel Ywijnszone in Mechelen.
In de 17e en 18e eeuw, de bloeitijd van Middelburg, werkten er nogal wat ‘beeldsnijders’ in die stad en ook wel in Vlissingen en Goes. Zij zullen vooral gewerkt hebben aan de versiering van de schepen die op de Zeeuwse werven werden gebouwd, maar hadden ook emplooi in de bouw van koopmanshuizen en de versiering van stadhuizen en kerken. Slechts via toevallig bewaard gebleven rekeningen weten we iets van hun werk. Te noemen vallen vader en zoon Hardewel, Adriaan en Jacobus van der → Bilt en Gerard de Grendel in Middelburg, Jacob → Bossenblij in Goes en Antonie de Vleeshouwer in Vlissingen. Voor belangrijker werk moest echter een beroep gedaan worden op het Amsterdamse atelier van Rombout Verhuist, dat de prachtige grafmonumenten leverde voor Middelburg (Evertsen), Stavenisse (Van Tuyll) en Aagtekerke (Thibaut). Johannes Blommendael, leerling van Verhuist, leverde de monumenten voor Pieter en Johannes de Huybert in Burgh.
De bouwmeester Jan Pieter van → Baurscheit, die ook een belangrijk beeldhouwer was en lange tijd in Middelburg werkte, ontwierp een muurtafel voor de familie De Huybert in Burgh en verzorgde o.a. de decoratie van de Koepoort in Middelburg. Uit het begin van de 18e eeuw dateren ook de grafmonumenten in Dreischor, door N. Seunties en Matthijs van Sorgen. Op het eind van deze eeuw was de Middelburger Johannes → Camhout actief.
Na de Franse tijd kwam er een eind aan de monumentale architectuur en was er voor de beeldhouwers in Zeeland nauwelijks emplooi meer. Alleen de Middelburgse steenhouwer Den → Hollander mocht nog enkele bescheiden monumenten realiseren. Wel werden in die tijd de eerste standbeelden in Zeeland geplaatst: Jacob Cats in Brouwershaven door de Gentenaar Philippe Parmentier en Michiel de Ruyter in Vlissingen door Louis Royer, afkomstig uit Brussel maar werkzaam in Amsterdam. Tot de Tweede Wereldoorlog bleef de activiteit zeer bescheiden. Voor het eerst sinds vele jaren had Zeeland in Pieter → Puype weer een talentvol beeldhouwer van eigen bodem.
Op het Marktveld te Brouwershaven staat dit beeld van Jacob Cats, gemaakt door Gr. Parmentier, Gent. Onthuld in 1829.
Na 1945 beleefde de beeldhouwkunst in heel Nederland een belangrijke opleving en dit werkte ook in Zeeland door. Vele monumenten ontstonden ter herdenking van de oorlog, de bevrijding en de stormramp van 1953 en nadien werd het plaatsen van beelden ter verfraaiing van stads- en dorpsbeeld een gewone zaak. Een aantal Zeeuwse beeldhouwers heeft hierin een belangrijk aandeel:
in het bijzonder vallen te noemen Philip ten → Klooster, Liesbeth → Messer-Heybroek, Peter de → Jong, Ad → Braat en de Breskense pastoor Omer → Gielliet.