(fort). Een in 1807 door de Fransen opgeworpen kustbatterij in de noordwestelijke hoek van de → Margaretha polder (1) dienende tot afsluiting van de Schelde.
Bestond uit een bijna halfronde omwalling met gekazematteerde onderkomens en ingericht voor 20 stukken geschut. Lengte ± 150 m. Bij de inval der Engelsen in 1809, tijdens een vuurgevecht met Engelse oorlogsschepen grotendeels vernield door de explosie van het kruitmagazijn. Daarna herbouwd en verbeterd. Geslecht na het vertrek der Fransen, die van plan waren, aansluitend op de kustbatterij, een vijfhoekig gebastionneerd fort te bouwen en een oorlogshaven binnen de Margaretha polder te graven met de ingang zuid van de kustbatterij.
LITERATUUR
Van der Baan, Zaamslag, 246.